kolonisatie en landschap

Amerika is ontdekt in 1492. Er woonden toen nog maar weinig mensen. De immigranten bouwden er huizen en gingen er wonen. Het bewoonbaar maken van een gebied noem je kolonisatie De eerste immigranten gingen vooral aan de oostkust wonen. Tussen 1840 en 1920 gingen er veel mensen uit Europa naar Amerika emigreren omdat er in Europa niet overal vrijheid was voor verschillende dingen. Ze bleven niet aan de oostkust maar trokken ook naar het westen. Je noemt de grens tussen het bewoonde oosten en het wilde westen de frontier.
DE 6 VERSCHILLENDE LANDSCHAPPEN VAN AMERIKA:
Je hebt 2 verschillende belangrijke berggebieden. De Appalachen in het oosten en de Rocky Mountains in het westen. De Appalachen zijn een middelgebergte (500-1500 m hoog) ook is het een oud gebergte. De Rocky Mountains ik een hooggebergte en het is een jong gebergte.
Tussen de Appalachen en de Rocky Mountains liggen de uitgestrekte Interior plains. Dat is een landbouwgebied met weinig reliëf. Het oosten ervan ligt lager dan 500 m. en staat bekend als de Centrale Laagvlakte. Naar het westen toe word het landschap droger en het is hoger dan 500 m. het word de Great Plains genoemd. Er groeien veel prairiegrassen(steppe). Je vind er ook veel extensieve veeteelt dat is dat het vee rond loopt op een heel groot gebied.
Ten westen van de Rocky Mountains ligt het Grote Bekken. Dat is een gebied met hoogvlakten van 1500 m. hoog. Het is er heel erg droog. Je vind er alleen maar kale rotsen, dorre grassen en cactussen. Bij de kust regent het weer veel.
NATUURLIJKE KOLONISATIEHINDERNISSEN:
De immigranten hadden veel last van natuurlijke hindernissen, bijvoorbeeld een boomloos gebied. Of een heel droog gebied waar je niets op kunt verbouwen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb